Kinderwens
De waarheid is een meerdimensionale werkelijkheid. Zij is ook bijzonder. Net als zij. Mijn waarheid. Mijn Am. Zo, dat is een cryptisch begin! Had ik zin in. En ik acht het ook nuttig, ter verduidelijking van dit vervolg:
Eindhoven - Blois – Bergerac – Dancharinea – Pamplona – Madrid – Andujar – Cordoba – Granada – Sevilla – Merida – Burgos – Blois – Eindhoven. De maidentrip van ons huwelijksjachtje, destijds. We vonden het wel een creatieve gedachte om die allesbepalende tocht nog eens over te doen, maar niet meer met een tentje. (Na drie weken In dat tentje - we kwamen er overdag ook wel eens uit, hoor - zagen we dat alle seinen op groen stonden om voortaan samen de levenszee te bevaren, richting: we zien wel. En route zijn we vervolgens wel hartstochtelijk, maar zeker niet overijld te werk gegaan, blijkens het feit, dat er niet eerder dan acht jaar na ons tentamen daadwerkelijk sprake was van een huwelijksjachtje). Alle plannen waren in kannen en kruiken, en het ernaar uitzien was het voorspel: de warme Spaanse mei, onze navenante gevoelens in dat tentje toen (dat ergens in de tijd verloren is gegaan – een lot dat onze liefde bespaard is gebleven), het weerzien met herinneringen, waarvan die aan de bloedhete okergele meseta onuitwisbaar zijn, en die aan Andujar ons nog altijd vrolijk stemmen, met dank aan de man die de tenten langsging met een paellera afgeladen met eindeloos appetijtelijke paella, okergeel van de saffraan, met mariscos in soorten en smaken, en met onweerstaanbare chorizo, daar (en door chauvinisten hier) uitgesproken als tsoríso, zo leerde ons de lokale maestro de cocina. Dat, en de Mezquita van Cordoba, en Aranjuez (aangedaan omwille van het Concierto), en Burgos, waar ik net niet overhoop werd gereden bij het tegenlichts fotograferen van El Cid, en… Maar kom, dit is geen reisverslag, dit is het verhaal van een kinderwens. En om dit lange verhaal kort te houden (scheelt in het aantal lezers), meteen maar de actualiteit: bij het rijtje voornoemd, met Dancharinea’s naam als mooiste, voegde zich er een, niet eens zo lelijke qua klank, maar desastreus voor ontelbaren wereldwijd. Van hen zijn wij er maar twee, stellen wij niets voor, en de herhaling van onze maidentrip al helemaal niet. Bovendien, wij hebben het niet en wij willen het niet en wij zoeken haar dus niet op. We doen er alles aan om haar ons van het lijf te houden. Zij heeft ons geleerd wat we weten en toch altijd weer vergeten: een route kun je uitstippelen, je lot niet. En zo schiet Spanje erbij in, of anders Frankrijk wel. Een vakantie plannen als gebruikelijk: vergeet het. We blijven thuis, met ons allen. We verzinnen ander vermaak. Voor mij bestaat dat in het vertellen van dit verhaal: een naar waarheid opgetekende meerdimensionale werkelijkheid. ----- Een kinderwens is niet gauw vervuld. De verwachtingen waren zo groot als de teleurstelling, die je niet mocht tonen. Vroeg je een spoortrein met voldoende rails voor een bescheiden emplacement (pas later leer je het juiste woord voor wat aan je neus voorbij gaat) met één elektrische locomotief, kreeg je zo’n opdraaiding met rails in een rondje, plus een paar wanten van de Hema. Heb dank Sinterklaas, o o wat zijn wij blijde, dag dag, tot het volgende jaar maar weer, totdat je er niet meer in gelooft. De overeenkomsten met de volwassen kinderwens zijn duidelijk. Je verwacht het niet van de Goedheiligman, maar van de natuur. Een grote verwachting. En een grote teleurstelling als je wens niet in vervulling gaat. Een volgende keer maar weer, totdat je er niet meer in gelooft. Dan maar een jeugd zonder elektrische locomotie; een leven zonder eigen kind. Wel even slikken natuurlijk, verlies heeft een verwerkingsperiode; van een kinderlijke paar dagen tot een volwassen aantal jaren. Anders dan Sinterklaas bestaat de natuur wél, en heb je je maar te voegen naar de grillen van haar die we ook nog eens ‘moeder’ noemen. ----- De oefenpartijtjes daargelaten, begint het liefdesleven bij je eerste innig-geliefde die onvergetelijk is, omdat zij (een ‘zij’, in mijn geval) nu eenmaal de eerste is. Anderen kunnen beweren wat ze willen, maar dat niet. In al haar onvergetelijkheid was van een kinderwens geen sprake. Laten we zeggen: integendeel. En die situatie gold tot aan de ontmoeting met de moeder van mijn kinderen. Haar wens was evident, en hij ging al in vervulling nog voor we het goed en wel in de gaten hadden. Dit dus voor wat betreft de drie kinderen van wie Am niet de moeder is, maar die wij wel samen hebben. En toen wilde zij er een voor zichzelf, voor ons samen. Toen meldde Moeder Natuur zich, nu met eerbiedige hoofdletters. Toen hadden we discussies, die we voorzichtig-aftastend zijn aangegaan, met een retorische opbouw naar het springende punt, waarna de climax zich liet raden: ‘IK WIL EEN KIND VAN JOU.’ Dat ‘van jou’ verdient enige toelichting. Gedenk de toenmalige tijdgeest: Sextant, Bhagwan, NVSH, vrouwencafé’s, mannenpraatgroepen, draagmoeders, de eerste bommoeders, pedotolerantie, de Candy en de Chick, en nog niet zo nadrukkelijk als heden ten dage, maar toch ook : kinderwensen van homo- , biseksuele en lesbische stellen, en van vrouwen solo, alsook de eerste mannen met een kinderwens waarbij de moeder er minder toe doet. Wij beleefden onze liefde in deze tijdgeest, en we kenden die beter dan gemiddeld: journalist Am heeft ‘Vrouwenemancipatie’ in haar portefeuille, en ik heb het historisch paginagrote artikel geschreven onder de alleszeggende kop ‘Seks in Eindhoven’. Dat was voor het eerst (en voor het laatst) dat ik op kosten van de krant naar de hoeren mocht, zij het niet metterdaad. Dit alles in ogenschouw nemende lijkt met dat VAN JOU voldoende verklaard. Hoogste tijd om eraan te beginnen. ----- De basistechniek mag ik als bekend veronderstellen. Die is met wens niet anders dan zonder, en wij beheersten die. Tot in de finesses wil ik niet zeggen, maar toch ruim voldoende om in normale omstandigheden aan de verwachtingen te voldoen. Om die omstandigheden te kunnen optimaliseren dook Am in technisch-wetenschappelijke verhandelingen zoals een dominee in de bijbel, en net als de dominee haalde zij eruit wat zij nodig achtte. Met een alleszins bevredigend resultaat, evenwel zonder het beoogde doel te bereiken. Wat ik er nog van weet is dat de temperatuur een rol speelde, tempen was toegevoegde techniek, en dat timing van belang was, al maakte die mij minder uit, want ten alle tijden bereid. Na een redelijke streeftijd zonder resultaat besloot Am om deskundigen te gaan raadplegen, te beginnen met onze huisarts. Die deed wat huisartsen vaker doen: hij verwees ons door naar een specialist. De bevruchtingsrituelen kwamen op gang. Eerst maar eens mijn zaadkracht onderzocht. Daar was niks mis mee, hetgeen niet verwonderlijk is voor een man met drie nazaten. Dan de inwendige mens van Am nader bekeken. Ook niks mis mee, behoudens de noodzaak van een kleine correctie, na uitvoering waarvan niets nog onze vermeerdering in de weg zou staan. De ingreep vond plaats in het AZU in Utrecht; ik was er niet bij. Hoe het is fout gegaan, is me tactvol verteld maar ik heb het nooit willen onthouden. De uitkomst van de kleine correctie was onherroepelijk: met onze geliefde basistechniek zouden we haar doelstellingen niet bereiken. ----- Twee foto’s vertellen meer dan tweeduizend woorden. Beide tonen mijn moeder aan het bed van een schoondochter. Daarin op de ene foto de moeder van mijn kinderen, met de vervulling van haar kinderwens in haar armen. Op de andere houdt ze een hand van Am in haar handen, die al zo veel kinderen hebben gedragen. Ik heb er verder geen woorden bij. Het beeld volstaat. Je ziet wel eens iemand wit wegtrekken. Zoiets, maar dan witter, en het trok niet weg, het bleef, wekenlang. Na thuiskomst speelde de temperatuur wederom een belangrijke rol, evenals de pil die Am te slikken kreeg, en ik bedoel het niet overdrachtelijk: het was de anticonceptiepil, die haar herstel zou bespoedigen. Hoe krijg je het bedacht. Hoeveel tijd herstel kost, hangt ervan af hoe je de tijd ervaart. Hij kroop. En dan, wanneer is er sprake van herstel? Als je de pil niet meer hoeft te slikken? Als je weer een halfuurtje kunt wandelen? Als je denken zich voldoende van het gebeurde heeft losgemaakt, om de toekomst weer onder ogen te kunnen zien? Intussen wordt er geleefd en gewerkt en gelezen, onze krant, de kranten, ontwikkelingen, medische technieken. Am werkt zich op tot ervaringsdeskundige in de theoretische voortplanting, wonderwel passend in haar pakket ‘vrouwenemancipatie’, en zodra zij bereid is die kennis op zichzelf toe te laten passen, is er sprake van haar volledige herstel. In-vitrofertilisatie. Ivf, onze hoop voor de toekomst. Ik heb de ingreep niet ondergaan, ik behoefde geen herstel, ik weet niet eens of ik geëmancipeerd ben, ik ben niet van de praatgroepen, zoals eerder opgemerkt: voor mij hoefde het allemaal niet zo. Maar ik was er wel bij, ik was er voor Am, ik was bedroefd met haar, las op haar verzoek over ivf, ik hoopte met en voor haar: uiteindelijk had ik het inderdaad goed begrepen en ermee ingestemd, dat zij een kind wilde. Van mij. Zij beschouwde onze eerste pogingen, hoe puur en naturel ook, als mislukt, en ik kon het daar niet mee oneens zijn. De wens, haar wens bleef, in verhevigde mate. We zochten vervulling met behulp van moderne bevruchtingsmethoden, die weinig nog te maken hebben met onze verfijnde basistechnieken. Goed beschouwd is mijn rol in deze conceptie van cruciaal belang, zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Nou ja, wel iets, maar dat mag geen naam hebben, in vergelijking met de moeite die Am zich heeft moeten getroosten. Beperken we ons tot het volledige herstel, waarna we de Grote Onderneming aanvangen: dat herstel noteer ik bij de datum van de terugkeer naar onze basistechniek, zonder ons te laten afleiden door welke wensen dan ook. We waren eindelijk weer terug in ons tentje, om daaruit krachtiger dan ooit (Am) tevoorschijn te komen. We zijn bereid. Ivf, daar komt Am. ----- We lezen steeds minder, helaas. Hoe meer tekst, des te minder aandacht, mede veroorzaakt door het world wide web, dat nog moest worden uitgevonden (bij ons stond www voor witte wijn en whisky). Van nog later datum is het godsgeschenk Wikipedia. Daarheen verwijs ik voor ivf, in de vaste overtuiging dat wie dit allemaal leest, diep onder de indruk zal geraken van de moed en het mentale uithoudingsvermogen van vrouwen met een ontembare voortplantingsdrift. En het scheelt me een hoop geschrijf. Mijn beperkte rol in deze episode leid ik het best in met een wetenschappelijk verantwoord citaat, te vinden op Wikipedia: ‘Vervolgens worden bij elke eicel vele zaadcellen, verkregen door masturbatie, toegevoegd.’ Daar ga je dan, met je in mooie jaren ontwikkelde basistechniek. En ik moest er nog voor naar Utrecht ook, weer naar het AZU, waar ze misschien iets hadden goed te maken, ik weet het niet meer. In de topkoffer van de motor zaten wat schokbestendig verpakte eicellen van Am, bij haar afgenomen in het Catharinaziekenhuis, Eindhoven. De versmelting daarvan met mijn aandeel in het proces moest dus in Utrecht plaatsvinden, en neem van me aan dat er gedurende die rit daarheen, op mijn hitsige Kawa ZE (ZaadExpres), originele gedachten onder mijn helm wervelden. Ik parkeerde naast de toegangsdeur tot de plaats des inseminaties, nam het eierdoosje voorzichtig uit de topkoffer, overhandigde het aan een baliedame die ik mij niet herinner en kreeg in ruil voor dat scheppende halffabricaat een glazen potje, met het verzoek om het daar door die deur te vullen met de benodigde andere helft. Helemaal vol hoefde niet, een geringe proeve van bekwaamheid was al voldoende en jawel, ik produceerde het verlangde volgens de Wikipedia-methode, en ik gaf het aan de baliedame, die er een etiketje opplakte, ben nog benieuwd met welke tekst, zeker mijn naam en geboortedatum toch, want een van de originele gedachten van onderweg was dat er potjes werden verwisseld, dat gebeurt, en dat Am zou bevallen van een wezen dat misschien wel aan haar wensen voldeed, maar zeker niet aan de mijne. Muizenissen, wie kent dat woord nog, het klonk toen al ouderwets, maar ze waren er niet minder om. De terugrit naar huis verliep bevrijd en relaxed, zaadexpres geslaagd, Kawa en ik hadden mijn aandeel in de conceptie ter bestemder plekke afgeleverd en het was nu aan de logistiek van het AZU om het daar te creëren embryo te gelegener tijd te plaatsen waar de kinderwens in eerste aanleg in vervulling diende te gaan, te weten in de baarmoeder van Am, en hoe dat allemaal in zijn werk gaat is, als gezegd, na te lezen op Wikipedia in doorwrochte artikelen over hedendaagse reageerbuisbevruchting, om die term ook eens te gebruiken. Hedendaags inderdaad, en in hoeverre die een verbetering is van de kundigheid destijds, en of dat ermee te maken heeft, ik zou het niet weten, ik heb het nooit willen weten, en van belang is het ook voor Am al sinds jaren niet meer. ----- Zie ik een meisje met een dikke buik, denk ik: eerder een vergissing dan een kinderwens. Verneem ik van homo- en lesbische stellen en draagmoederschap op bestelling en een programma van eisen daarbij, dan denk ik het mijne. Lees ik van Midas Dekkers, een gerenommeerde bioloog, dat de meest humane bijdrage aan een leefbare wereld bestaat in het afzien van voortplanting, dan denk ik: wat is daar humaan aan. Zie ik mijn kinderen, dan bedenk ik dat zij meer toekomst hebben dan wij, en dat het aan de geschiedenis ligt of hun toekomst hoopvoller is dan de onze destijds. Hoopvol, verwachtingsvol. ----- Technisch gedacht is Am nu zwanger. Van mij, jazeker. Onderwijl leven wij ons leventje. Veel ups, een enkele onvermijdelijke down, zoals toen ook ik voor eenkleine ingreep in het ziekenhuis terechtkwam. Gewoon een niemendalletje, voor mij geen AMC maar het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, routineklus, wel onder narcose. Am heeft me afgeleverd, morgen opereren, na de verkoever kom ik op bezoek, met een paar dagen ben je weer thuis, kun je weer aan het werk. ‘Stelt echt niets voor,’ zei mijn ervaringsdeskundige, en ik ben het daarmee eens als ik mij realiseer wat zij heeft doorstaan. Zonder die vergelijking zie ik er toch tegenop, want ja, narcose, als je er niet meer uitkomt zul je dat niet weten, er is nog zo veel om naar uit te zien, nog zo veel te wensen. Een kus, nu echt de laatste, dan zwaaien in de deuropening, zwaaien achter glas, dag Am, tot na mijn ingreepje. Ik vind dat ze er maar pips uitziet. Na het ontwaken in een beperk bewustzijn wordt me verteld dat de operatie volledig is geslaagd. Fijn, heel fijn, maar waar is mijn vrouw? U ligt nu op de verkoever, straks gaat u naar de kamer, daar krijgt u bezoek. Even rustig aan nog, niet onnodig bewegen, niet draaien, hier drukken als u iemand nodig hebt, slapen is goed, alles is goed. Beetje misselijk, licht in het hoofd maar verder helder dus oké, word ik naar mijn kamer gereden. Daar zullen meer bedden zijn geweest, andere patiënten, ik heb geen herinnering aan ze. Ik zag maar één iemand, en die ene is een vrouw. Niet Am. Mijn zusje staat me op te wachten, het bed zakt in zijn poten, ze buigt zich over me heen, ze kust me teder en lief, legt een hand op mijn voorhoofd, bloemen in de vensterbank, allemaal mooi en aardig, maar: ‘Waar is Am?’ ‘Ze ligt hierboven.’ ‘Hoezo: ze ligt?’ ‘Ze is ook opgenomen. Vannacht. Ze maakt het goed.’ ‘Opgenomen? Am?’ Niet onnodig bewegen, is me geadviseerd. Stevige pijnscheuten herinneren mij daaraan. Zusje schrikt van mijn grimassen, misschien heb ik gekreund. ‘Ze maakt het echt goed, is alleen wat zwakjes. Je mag morgen naar haar toe, ik moet je sterkte wensen, en heel veel liefs. En zij is ook sterk, echt waar, je hoeft je nergens zorgen om te maken.’ Ik zie ineens het wit-weggetrokken gezicht van Am in het AZU. Ik weet hoe pips ze er gisteren uitzag, onze afscheidskus voor één dag. Ik vrees met angstig grote vreze, de laatste narcoseflarden verdwijnen, het hoofd is helder, de lichtheid is verdwenen. De lichtheid is verdwenen… ‘Wat is er gebeurd?!’ En zusje vertelt. Zij vertelt een waarheid als een meerdimensionale werkelijkheid, waar het onbevattelijke er één van is. Haar verhaal, hier weergegeven zonder mijn onderbrekingen: ‘Ze heeft me gisteravond gebeld, ze voelde zich niet goed. Daarmee heeft ze jou niet willen lastigvallen, vond ze niet nodig. Maar ze had pijn in de buik, ze maakte zich zorgen, afijn, aan alles hoorde ik dat ze dolgraag zou willen dat ik naar haar toekwam. Ik was er, kort na twaalven, en meteen de dokter gebeld. Die was er binnen tien minuten, even later de ambulance, opschudding bij jullie in de straat, wat is er met Am, ik zei iets van waarschijnlijk een acute blindedarmontsteking, arm kind, zeiden ze, en ik achter de ambulance aan naar het Cathrien. Daar stonden ze al klaar, een heel team, ongelooflijk! Meteen naar de operatiekamer, meteen geholpen. Ik heb op haar gewacht, het duurde ruim twee uur, en toen nog een paar uur bijkomen, en toen mocht ik bij haar.’ (Hier onderbreekt zusje haar verslag voor een onderdrukte geeuw). ‘Ze lachte me toe, echt waar. Nou ja, ik geloof dat ze glimlachte. En of ik het jou wilde vertellen. “Daar zal hij van opkijken,” zei ze. En hoe jammer het is, ook voor jou, zei ze. Ik moest ook zeggen dat ze van je houdt, nou, dat wisten we dus al.’ Zusje geeuwt . ‘Kort nachtje’, zei ze, ‘ik mocht blijven slapen, hartstikke vriendelijk iedereen.’ Zusje geeuwt en zucht. Zij veegt tranen uit haar ogen. Van de slaap. Die van mij laten niet lang op zich wachten. ‘Wat was er met haar. Waarom zo acuut, hoezo geopereerd.’ Zusje begint zachtjes te huilen, ze is moe en verdrietig, zij brengt de boodschap van de absurditeit: ‘Die pijn in haar buik. Nee, geen blindedarm. Am had een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, en een ontsteking daarbij, en daarom is ze acuut opgenomen en geopereerd. Maar nu maakt ze het goed, echt waar.’ Ieders bevattingsvermogen kent zijn grenzen, zoals ieders vermogen om feiten tot je denken toe te laten. Am was zwanger. Buitenbaarmoederlijk, oké, maar toch: zwanger. Bevrucht, hoe dan ook, met ivf of met onze basistechnieken, was ik op dat moment niet mee bezig, haar wens, alles voor gedaan, veel voor geleden, geofferd, beleefd van dag tot dag, jarenlang, en nu was er een ontsteking, pijn, gevaar, acuut weggehaald, onze levenswens. Ik zie haar pipse gezichtje van gisteren, ik zie haar lachje, of toch zeker een bleke glimlach, ik kijk zusje aan, mompel iets als ‘buitenbaarmoederlijk?’, hoe kan dat nou, ons embryootje zou zich toch binnenin nestelen, groeien, onze kinderwens zo maar weggehaald. Zusje slaat haar armen om me heen, voorzichtig!, we weten samen niets beters te doen dan zachtjes te huilen van verdriet en onbegrip en medeleven van de kant van zusje en een woedende opstandigheid mijnerzijds, maar daar heeft niemand iets aan, Am al helemaal niet. ----- Weet je wat ongemakkelijk is? In redelijk dramatische omstandigheden je vrouw omhelzen (voorzichtig!), verdrietige tranen vermengd met die van grote vreugde vrijuit laten gaan, elkaar kussen en elkaars zilte tranen proeven, en tegelijkertijd lachen naar alle toeschouwers, naar de vrouwen en verpleegsters, allemaal vrouwen op deze vrouwenafdeling van het Cathrien, die het tafereel bijwoonden vol medeleven en verwondering en begrip, want dat zich hier een verhaal voltrok, dat was ook duidelijk als je geen achtergronden kende, en bovendien, wie weet waren er onder die vrouwen ook wel met een kinderwens. Ik mocht het ziekenhuis een paar dagen eerder verlaten, en dat was voldoende om de thuiskomst van haar voor te bereiden. Een huis vol bloemen, ze was het gewend. Afwijkend van de gebruikelijke ontvangst was de aanwezigheid van mijn zusje. Die heeft geen hormonale kinderwens, weet ik van haar, maar ik zou niemand weten die beter weet wat ermee bedoeld wordt. ----- Zonder het rijtje namen met Dancharinea als mooiste en Corona als lelijkste, had ik dit verhaal niet verteld. Had ik het cryptische begin ook niet tot zijn essentie hoeven terug te brengen. Wat er staat is dit: Wij hebben drie kinderen. Daarmee heeft niet onze basistechniek, en al helemaal niet ivf, maar voldoende tijd van leven de kinderwens van Am in vervulling doen gaan. Dat dus is waarheid, ontdaan van haar meerdimensionale werkelijkheid. Schopi en de Duuk
Eindelijk is er zicht op twee, misschien wel drie regenloze dagen en Joep Deman weet: nu of nooit meer, dit jaar. Hij krijgt zijn motordagen. De bestemming is weken geleden al bepaald, evenals het onderkomen: ergens aan de Duits-Tsjechische grens, in het Fichtelgebirge. Waarom daar? Omdat de route langs Bayreuth voert, of langs Eisenach, Gotha, Weimar, Jena, en omdat met enige goede wil (de Wil!) zelfs Rudolstadt kan worden aangedaan. Ingeklemd tussen zo min mogelijk bagage zit Safranski-Schopenhauer. En het Prisma Vreemde Woordenboek, om (bijvoorbeeld) ‘pandecten’ op te zoeken: ‘Samenvatting van het Romeinse recht (vervaardigd in de zesde eeuw)’. Safranski weet dat, Deman nu ook, maar onthouden doet hij niet meer. Schopi lezen zonder dit Prismaatje is haast ondoenlijk. Over de grens lokken Cheb, Karlovy Vary en Marianske Lazne, vergane glorie uit tijden dat ze geliefde kuuroorden waren onder de namen Eger, Karlsbad en Marienbad. Deman bezoekt ze, iets vluchtiger dan Goethe zou goedkeuren. Kriskras doorkruist hij deze statige steden, met gedeelde aandacht voor de nostalgische pracht en de verkeerslichten. In Bayreuth, gezeten op een parkbankje met zicht op het afschuwelijke Festspielhaus, gebruikt Deman zijn lunch. Brood, worst, water. Wagner slijmde Schopenhauer met de tekst van de Ring des Nibelungen, maar die houdt niet van slijm en hij laat Wagner weten dat die beter kan schrijven dan componeren. Heerlijke chagrijn, die Schopi. Maar ik loop op de gebeurtenissen vooruit. Het afscheid van Janine, het bekende ritueel (de plechtige overhandiging van de afstandsbediening), daarmee begint de reis. De afspraken worden bevestigd: we bellen alleen als er iemand dood is of zo en nee, sms-en doen we ook niet. Zul je voorzichtig doen. Geniet ervan. Ik hou van jou. Hou van jou. Deman vraagt zich af wie zich gelukkiger weet de komende vijf dagen: hij met zijn motor of Janine zonder hem. Zo gaat het elk jaar, genieten van elkaars afwezigheid om vervolgens dolgelukkig de terugkeer te vieren. De omhelzing in motorpak voelt vertrouwd, de onhandige laatste kus met open vizier ook, en dat Nelis bij het starten de longen uit zijn lijf blaft en de achterdeur bijna uit zijn sponning, is zijn aandeel in het afscheid. De reiziger klimt in het zadel, zwaait en wordt uitgezwaaid en daar gaat ie, op zijn Ducati. Grijzende mannen gaan motorrijden, maar die volkse stelling slaat niet op Deman. Hij rijdt sinds zijn achttiende, en soms, ter bestrijding van periodieke slapeloosheid, telt hij geen schapen maar meisjes/vrouwen met wie hij sinds diezelfde leeftijd heeft mogen slapen, en de motoren die hij heeft bereden. Indrukwekkend, die tweede reeks: een Matchless 350 was de eerste, gevolgd door een knarsende BMW, Suzuki’s 400 en 650, Honda’s Revere, 650, 750, Silverwing en een overjarige Goldwing, een MZ die terugsloeg (verstuikte enkel), en dan de Yamaha’s: Diversion 900, Fazer 1000, TDM. Grijzende mannen slaan wel eens over, een beurt, een afspraak, een herinnering, dus er kunnen er meer zijn geweest. Deman hoopt dat van de eerste reeks voor het inslapen, maar wat motoren betreft staat vast dat de TDM de voorganger is van deze Duuk. Ontspannen draait de DS 1000 Multistrada (zo heet hij voluit) met zo’n 5.000 t/m 140 km/u over de Autobahn, ontspannen mijmert Deman over de aanschaf van deze machine. ‘Eén brok emotie’, daarmee prees de verkoper zijn waar aan. Dat vond Deman ook: één keer een Ducati! - grijzende mannen blijven gretige jongens. Maar bij de proefrit bleek de verkoper met die emoties het karakter van de machine te bedoelen. De TDM glijdt over het wegdek, zwiert door de bochten, danst elegant door zijn versnellingen. De TDM gaat ‘geschmeidig’, dat vindt Deman hier op de Autobahn wel een passende kwalificatie. Maar dan de Duuk. Die springt vooruit in een wel erg korte één, knalt door z’n twee naar een gangetje waarbij je op Hollands provinciale wegen geflitst en bekeurd wordt, gaat met enige aandrang plat genoeg voor een snelle bocht, wil daar met een flinke dot gas weer uit, remt abrupt en bruut, en laat op de snelweg in bijbels-wazige spiegels vage beelden zien van gebeurtenissen achter hem. Niks geschmeidigs te beleven. Waar de TDM je riant vervoert, moet je met de Duuk hard werken voor de kost. Van geen van zijn vele proefritten is Deman zo afgepeigerd teruggekeerd, met een zere kont en volledig overtuigd: deze motor is emotie. Ze zijn verkocht, de Duuk en Deman. ----- Hij heeft de vermoeidheid afgedoucht, droogt het van leer en laarzen bevrijde lijf, haalt een kam door zijn grijzende haar, bestudeert bij het schrille tl-licht boven de spiegel de horizontale streep over zijn voorhoofd en schrikt. Niet van die streep (die afdruk laat de helm altijd na), maar van het geheel. Boven en onder de helmstreep zijn andere getrokken, minder pregnant maar onmiskenbaar. Ertussenin donkere vlekjes, als kwarten tussen de notenbalken. Nog nauwkeuriger kijkt Deman, of hij ook maatstrepen ziet, maar zo erg is het nu ook weer niet. Wel schilfert de huid, die moet geolied. En dat pukkeltje op zijn rechter neusvleugel, hij kent het van betasten, en nu ziet hij het. Niet storend, maar onmiskenbaar. Hij heeft een pukkel op zijn neus. Haren steken uit de neusgaten, zichtbaar niet behorend tot de snor. Het linker ooglid, hangt dat er altijd zo bij? En dit dan, het voelt vertrouwd, maar opgemerkt heeft hij het niet eerder: een pukkel op de linkerwang. Rechts zit ook zoiets, Jezus! Deman loopt de kamer in, vindt tussen sokken en ondergoed zijn leesbril, zet die op en keert terug naar de spiegel. Jezus! De neus torst meer pukkeltjes, net als de wangen en patroonloos rimpelen plooien tussen open poriën van bakkebaard naar neus en lippen. Hij trekt een grimas, spert zijn mond open tot in haar uiterste stand, ziet zijn ondergebit zich opstuwen in deze horror, kijkt zichzelf diep in waterige ogen, en knipt het licht boven de spiegel uit. Alleen de helmstreep blijft vaag zichtbaar, zeer vertrouwd, en geprezen zij Janine: die duldt om haar moverende redenen geen helverlichte badkamer. Hij begrijpt haar alsmaar beter. Joep Deman stapt in zijn onderbroek, ordent de inhoud en schiet spontaan in de lach bij gedachten aan zijn lectuur voor deze dagen: ‘Arthur Schopenhauer, de woelige jaren van de filosofie’, van Rüdiger Safranski. Geduldig duidt der Rüdiger wat Schopenhauer doet met het Ding an sich van Kant, en waar het is: in de Wil ‘…een blinde, voortwoekerende, doelloze, zichzelf pijnigende activiteit zonder transparantie naar iets wat wordt beoogd, iets wat zinvol is.’ (Safranski). En dan Schopi zelf: De genitaliën zijn ‘het eigenlijke brandpunt van de Wil.’ De waarheid schroeit in Demans brein. Het lachen vergaat hem, een milde dankbaarheid doorstroomt zijn gemoed, devoot dankt hij de afgedankte God en hij begrijpt: het Ding an sich zit in zijn onderbroek. Hij heeft het zojuist nog gefatsoeneerd. De Wil manifesteert zich optimaal in de geslachtsdaad, zegt Schopenhauer, en zo is het maar net. Eén kritische kanttekening wil Deman daarbij maken, over een ervaring die Schopenhauer bij de conceptie van zijn Wereld als Wil en Voorstelling nog onbekend zal zijn geweest: niet permanent manifesteert de Wil zich optimaal en met het verstrijken der jaren is in afnemende mate sprake van een blinde, voortwoekerende activiteit. Misschien heeft Arthur Schopenhauer ze opgeschreven en worden ze ooit nog eens in zijn nalatenschap teruggevonden: zijn gerijpte inzichten aangaande het Dingetje an sich. Vrijdag arriveert Deman met wisselende bewolking in het Fichtelgebirge. Zaterdag en zondag doet hij Cheb, Karlovy Vary, Marianske Lazne en Bayreuth onder een stralende zon en leest hij Safranski/Schopenhauer. Maandagmorgen zegt hij Vielen Dank, Tschüss und Auf Wiedersehen, klimt in het zadel, zwaait en wordt uitgezwaaid en daar gaat ie, op zijn Ducati. Bamberg, Schweinfurt, bewolkt maar droog. Fulda, Bad Hersfeld, een verduisterde hemel. Vanaf Kassel regent het. Joep Deman is erop gekleed, het deert hem niet. Hij denkt aan straks, aan een flinke whisky na een warm bad en luisteren naar de belevenissen van Janine en zij naar de zijne, en filosoferen over Schopi en hun aller Ding an sich, en dan eens kijken wat het eigenlijke brandpunt nog vermag. Deman verkneukelt zich. De Duuk geeft geen krimp. Het genot van motorrijden in de regen op de Autobahn: Deman heeft geprobeerd het Janine uit te leggen, maar of ze het begrepen heeft? Ze zegt van wel, maar haar zorgelijk luisteren naar de weersverwachting als hij zijn motordagen neemt, doet hem twijfelen. Het gaat om het negeren van de angst. Om vertrouwen in jezelf. Om je concentratie vast te houden. Om (het zwakke punt in deze omstandigheden) te vertrouwen op je medemens. Het gaat om de toepassing van wat Deman zich sinds zijn achttiende heeft bijgebracht: beheerst, gedoseerd remmen. Het aristotelische midden van de vertragingskracht op de voorband in relatie met die op de achterband. Niet te hard want dan ga je onderuit, niet te zacht want dan raak je het object waarvoor je remt. Bij het motorrijden in de regen op de Autobahn is beheersing het Ding an sich in het rechterenkelgewricht en in de rechterpols, aangestuurd door de blinde Wil tot leven. In stortbuien die het zicht ontnemen kruipt Deman achter de brede laadbak van een vrachtwagen. Daar ga je minder snel, maar kan je weinig gebeuren. Zodra het volgens zijn wazige spiegels kan, gaat hij zijn beschutting voorbij. Hij overdenkt eerdere drieste tochten door weer en wind – nagenoeg van de weg geblazen langs de Belgische kust met Janine achterop; zestig graden dwarsliggend over de Brienenoord, terug naar bijna negentig bij het voorbijrijden van vrachtverkeer, weer naar zestig graden in de stormwind; met halfbevroren voeten door onverwachte sneeuw over de A2 - en koestert zijn bewondering voor de motoren waarmee hij overleefde – want dat is motorrijden in genoemde situaties. En die situaties, meer dan hard over droog asfalt razen of Casey Stoner spelen in de Eifel, dit weten wat jij kunt, wat de motor aankan, waar grenzen zijn getrokken waarbij je uit de buurt moet blijven: dit gecontroleerde risico is in het genot van het motorrijden. Deman doet het op de Autobahn. In hem tintelt de Wil, hij glimlacht achter zijn beslagen vizier bij gedachten aan het Ding an sich, hij waardeert Safranski, bewondert Schopenhauer, verlangt naar huis, Nelis, Janine natuurlijk, hij is gelukkig. Een dezer dagen zal hij zijn gedachten over het genot van het motorrijden in de regen op de Autobahn uitwerken en opschrijven. Een enkele verwijzing naar Schopenhauer zal niet misstaan. En dan is daar de grote onthechting, de verlossing uit de macht van de blinde Wil. Big bang. Het categorisch negeren van angst en de levensvoorwaardelijke rembeheersing zijn de tijd voorbij. De Wil verdwijnt in het zwarte gat van verlammende schrik. Deman bekeert zich tot Schopenhauer in het ultieme Niets. De Ducati DS 1000 Multistrada: één brok emotie. In versmolten gemeenschap met zijn gelukkige berijder het zielloze Ding an sich. --- Janine zegt Nelis dat ie zijn kop moet houden, opent de voordeur, ziet twee agenten van politie en weet meteen dat het telefoontje niet meer nodig is – als er iemand dood is of zo. |